Verhaal Merksplas/Hoogstraten

Vrijwilligerswerk

Het was lang geleden dat Suzanne nog had lopen neuriën op straat. Maar sinds gisteren gonsde A perfect day door haar achterhoofd, nadat ze Lou Reed al zappend had ontmoet in een live concert uit lang vervlogen tijden.

A perfect day. Eigenlijk was het dat, de omstandigheden in acht genomen. De zon scheen aarzelend, de knoppen van de Japanse kerselaars stonden op openbarsten. Ze was naar de markt gefietst vanmorgen, waarna ze in haar keukentje de voorraad groente en fruit in twee porties had verdeeld. Een grote portie voor zichzelf, een kleinere voor meneer Schmidt. Niet Smit, neen, Schmmmidt.. had hij bij hun eerste ontmoeting nadrukkelijk gesist, als een stoomlocomotief. Toen al zag ze aan zijn ogen dat hij een man was waar niet mee te spotten viel. Vast een oud-onderwijzer. Of een militair. De verhalen van vroeger waren echter nog niet aan de orde gekomen. Eerst moesten ze aan elkaar wennen in het hier-en-nu en hun constellatie uittesten. Hij de bejaarde, vereenzaamde weduwnaar, zij de gezinshulp. Hij de opdrachtgever, zij de ondergeschikte.

Bij de kennismaking hadden ze koffie gedronken uit kopjes waar ze eerst het stof uit had geblazen, met een schepje suiker dat ze moest loshakken uit een kristallen rotsformatie. Twee ochtenden in de week zou ze hem voortaan komen helpen. Vandaag, op haar eerste werkdag, zou ze soep voor hem maken. Geen betere basis voor het opbouwen van een vertrouwensband dan de geur van verse soep in huis.

Ze zou precies op tijd zijn, daar hielden oude mensen van. Toen ze het flatgebouw naderde, zag Suzanne in de verte iets op het grasveld liggen. Of was het iemand? Ze huiverde en versnelde haar pas. Het bleek een ouderwetse winterjas te zijn, met visgraatmotief. Een portefeuille was achteloos uit de binnenzak geschoven. Een eindje verderop ontdekte ze puntige scherven van iets wat een vaas geweest moest zijn. Daarnaast lag een ouderwetse trouwfoto in een zilveren lijst. Ondanks het gebroken glas herkende ze, aan de zijde van een gesluierde bruid, een jongere versie van Meneer Schmidt. Ze keek omhoog en telde de balkons. Op de achtste verdiepingen waar hij woonde, stond de schuifdeur half open. Een roomwit gordijn wapperde zachtjes naar buiten.

Haar hart klopte in haar keel. Ze duwde de glazen deur van de hal open, drukte met een bevende vinger op de bel van de Heer P.M. Schmidt. En wachtte…

Hoofdstuk 2

Vele gekke, vooral enge beelden schoten op zeer korte tijd door haar gedachten. Een ontvoering, een ongeval, een hersenbloeding … “Hallo” hoorde ze. Ze schrok. “Hallo meneer Schmidt. Suzanne is hier. Laat je me binnen?” ” Niet Smit, Schmmmidt” siste hij wederom. ”En wie is Suzanne? Waar ken ik je van?” Onthutst antwoordde ze: ”Suzanne, je hulp, ik kom voor je koken!”
“Dit kan niet waar zijn!” dacht ze. Wat is er gebeurd ? Ze schrok. Het zoemende geluid dat aangeeft dat de deur naar de lift geopend kan worden, verstoorde haar gedachten. Ze duwde de zware glazen deur open en rende de gang in. Zenuwachtig wachtte ze op de lift die zich volgens de felle rode cijfers boven de deur op de vierde verdieping bevond. Met zwetende, bevende handen drukte ze op de “acht”. In de hal op de achtste verdieping heerste een ijzige stilte. De deur van meneer Schmidts appartement stond op een kier.

Ze duwde zachtjes de deur open. Angstig keek ze om zich heen. Ze zag niet echt dingen die bevestigden wat ze al een hele tijd dacht. Geen stukken, geen brokken, geen drukte … integendeel zelfs. De gang straalde rust uit. Ook de slaapkamer die open stond, had geen tekenen van een gevecht of vertoonde geen bloedsporen. Wat kon er in godsnaam gebeurd zijn ? Ze stapte de woonkamer binnen. De beide ramen stonden wagenwijd open. De gordijnen die, aan de grauwe, groezelige kleur te zien, in jaren niet gewassen waren, waaiden zeer druk heen en weer. Suzanne liep naar de ramen en sloot ze. Hierdoor werd het plots ijzig stil. Het geluid van de auto’s die door de drukke straat reden, het geroep en getier van de spelende kinderen verdwenen achter het dubbele glas. Zelfs de irritant blaffende hond van de overburen werd zo het zwijgen opgelegd.

Meneer Schmidt zat stil voor zich uit te staren in de rustieke oude fauteuil. Het leek alsof hij dwars door alles heen keek. Hij keek verdwaasd door de grote ramen naar buiten. Suzanne probeerde te observeren wat Meneer Schmidt zo fascineerde maar ze zag enkel daken, schoorstenen, enkele vlaggen van de lokale supermarkt en het voetbalveld van de plaatselijke voetbalvereniging. Niet echt dingen waarvan je zou denken dat ze iemand zo angstig of kwaad konden maken. Plots draaide hij zijn hoofd naar Suzanne en vroeg : “Hé Mieke, wat doe je hier?”. De enge blik in zijn ogen deed haar huiveren. “Ik ben Mieke niet”, zei ze. “Ik was hier vorige week toch !” Nog steeds verdwaasd keek hij haar terug aan. “Ach ja, vorige week … “ zei hij.
Ze wandelde, nog steeds niet gerust, de keuken in. “Zal ik je een kopje koffie zetten ?” probeerde ze de akelige sfeer te doorbreken. “Ja, leuk, koffie …” mompelde hij. Ze zocht de koffie en de koffiefilters in de rommelige kasten. Je kon direct zien dat dit een woning was van een alleenstaande man. Niets stond op de plaats waar het logischerwijs zou staan. De vuile afwas stond er al enkele dagen. Ze waste de kopjes af die ze de vorige keer nog samen vuil maakten. Ze wist niet wat ze er van moest denken. Vorige week was meneer Schmidt nog zo’n lieve, vrolijke, zichzelf respecterende man.

Ze ging voor hem zitten. Ze schonk hem een grote beker koffie in en zette deze op het bijzettafeltje naast de bank. Het viel haar op dat er op het tafeltje een ronde plek was waar geen stof lag. “Hier moet de vaas gestaan hebben”, redeneerde ze snel. “Wie is Mieke?” vroeg ze. Hij antwoordde : “Mieke is mooi…”. Ze dacht aan de foto die ze beneden op het gras had zien liggen. “Was het je vrouw ?” vroeg ze voorzichtig. “Mijn vrouw, ja … Mieke is mooi … mag ik melk … ik wil melk !!”. Ze stond op en liep terug naar de keuken. Plots zag ze in de prullenmand een envelop liggen. De nog steeds gesloten envelop was voorzien van het opvallende logo van de belastingdienst. Ze viste hem tussen het andere vuil uit het mandje. Door het adresvenstertje zag ze geld, veel geld. Ze opende de envelop. “Meneer Schmidt, ik denk dat je een foutje maakte. Je hebt blijkbaar je pensioengeld in de prullenmand gegooid. Wel opletten hé, de volgende keer !”
Ze schonk meneer Schmidt melk in. Ze roerde in zijn beker terwijl haar oog op de viskom viel. Wat ze zag, maakte haar nog banger dan ze al was. “Meneer Schmidt, wat doet de afstandsbediening van je televisie in de viskom ?” vroeg ze. Meneer Schmidt keek op. Hij keek haar weer met die vragende ogen aan en mompelde : “Televisie … Viskom … Mieke is mooi hoor...”

Ze ging weer voor hem zitten. Dit had ze nog nooit meegemaakt. Op school had ze wel geleerd over bijvoorbeeld mensen met dementie, of over mensen met een geestelijke handicap, maar dit was ze in haar driejarige loopbaan nog niet echt tegen gekomen. Wat moest ze doen? En wat was er precies gebeurd ?
Ze nam meneer Schmidts handen vast. Ze voelden ijskoud aan. Ze trilden. Hij hield ze stevig geklemd tussen zijn knieën. Toen merkte Suzanne een grauw, vergeeld papier op. Het zat geklemd tussen zijn lange magere vingers. Geruststellend zei ze : “Zal ik de brief voor je bewaren ?” Hij keek haar aan. De tranen rolden over zijn gebruinde, verrimpelde wangen. Hij knikte. Heel stilletjes liet hij de brief los. Bevend en schuddend weende hij nog harder. “Ik weet het allemaal niet meer !” zei hij onzeker. “Ik weet het allemaal niet meer...” Terwijl hij zijn handen diep in die van Suzanne drukte, smeekte hij : “Laat me asjeblieft niet alleen !” De natte, betraande brief was tussen haar armen op haar schoot gevallen. Terwijl Suzanne meneer Schmidt geruststelde dat alles goed zou komen en dat ze daar samen voor zouden zorgen, las ze de titel van de brief. “Liefste Pieter…”

Hoofdstuk 3

Suzanne vroeg zich even af of ze wel verder kon lezen. Was het door deze brief dat mijnheer Schmidt zo van slag was?
Ze wachtte even maar ze was ook wel een tikkeltje nieuwsgierig geworden en ze begon opnieuw te lezen.

“Liefste Pieter,

Omdat ik niet weet hoe het na al die jaren met jouw Engels is gesteld, heb ik een Nederlandstalige vriend gevraagd deze brief voor mij te schrijven.

Dear Petey,

Als je deze brief leest, dan ben ik niet meer op deze wereld. Ik had je nog zo graag eenmaal weergezien, maar reeds lang geleden heb ik voor mezelf uitgemaakt dat het beter was dat dit niet meer gebeurde. Want het was toch te laat en de dingen die gebeurd zijn kunnen nooit meer goed gemaakt worden. Het zou nooit meer worden wat het was geweest.
Voor alles wil ik dat je weet dat jij mijn grote liefde was. Dat er nooit iemand jouw plaats heeft kunnen innemen. Maar nu ik voel dat het einde nabij is, wil ik je toch nog vertellen waarom ik vijfendertig jaar geleden uit je leven verdween. Je had mij verschrikkelijk gekwetst.

Alsof het gisteren was, herinner ik mij die avond toen ik je voor het eerst ontmoette. Direct nadat ik de mess van de officieren binnen kwam, viel jij mij op, die grote, knappe Belgische luitenant, die op de ene of andere wijze werkte op de Amerikaanse basis in Mons, die daar met enkele vrienden geanimeerd stond te schertsen aan de bar. Je was een en al vitaliteit en levenslust.

Al heel gauw trok ik je aandacht, maar wat ik niet begreep was dat je toch nog lang op een afstand bleef. Ik wist van mezelf dat ik best wel mocht gezien worden, ik, de knappe dochter van een Amerikaanse kolonel, achtentwintig jaar, in de zomer van mijn jonge leven. Je keek voortdurend om en ik kon met moeite mijn ogen van je losmaken.

Naarmate de avond vorderde, werden we naar elkaar toegetrokken en raakten we in gesprek. Het leek of we elkaar ons hele leven hadden gekend en voor mij was het liefde op het eerste gezicht. Het werd het mooiste jaar van mijn leven. Ook al vertelde je mij na twee weken dat je getrouwd was. Maar ik leefde in een roes, ik was jong en dacht dat ik alles kon en mocht en dat het leven om mij alleen draaide

Je vrouw verbleef in jullie woning daar in Antwerpen waar zij werkte als lerares. Jij ging tussendoor eens naar huis. Maar meestal kwam je zo vlug mogelijk terug. Omdat je zei dat het tussen jullie niet meer zo goed ging, vond ik het niet zo erg, want als je terug was, was het alle dagen feest voor ons.

We gingen samen op vakantie naar Duitsland, naar Brugge, naar de zee en je liet me zelfs Antwerpen, jouw stad, zien aan de Schelde. Als er grote Amerikaanse groepen kwamen optreden op de basis, dansten we tot de morgenstond. We zagen Ike en Tina Turner in Vorst Nationaal in Brussel. En door de week zat ik ’s avonds met jou op mijn flat met mijn rug tegen jouw knieën, jij met jouw armen om me heen. Zo luisterden we naar muziek of keken we tv. We genoten van elkaar, hartstochtelijk verliefd. Ik dacht dat het altijd zo zou blijven duren .

Toen kwam 1975. Er kwam een einde aan de oorlog in Vietnam en alles veranderde. Mijn vader werd teruggestuurd naar Amerika en ik moest mee. Vermits ik nooit had gewerkt, hing ik af van mijn vader. Ik was er vast van overtuigd dat jij zou kiezen voor mij.

Maar jouw vrouw kwam achter de waarheid en ging naar mijn vader. Ze zei dat ze zwanger was. Mijn vader was woest op mij en verplichtte me om jou op te geven. Maar ik zou alles gedaan hebben om bij jou te blijven. Maar ook jij veranderde. Je wou niet mee naar Amerika. Want daar was je niets, zei je. Daar had je geen toekomst. En je had hier je ouders en familie. En een vrouw. En weldra een kind.

Ik schrok. Jij, een kind? Het ging toch niet goed meer tussen jullie? Zou ik dan maar hier in België blijven? Nee, dat wilde je ook niet, want wie ging voor mij de kost verdienen?

De hemel stortte in voor mij. Ik was blij dat mijn ouders zich over mij ontfermden. En ik vertrok. Ik wou nooit nog iets met jou te maken hebben en heb ook nooit nog iets van me laten horen. Mijn vader heeft er altijd voor gezorgd dat je nooit achter mijn adres kwam, als je daar al zou naar zoeken. Later ontdekte ik dat je ooit had gezocht.

Niet lang daarna, ontdekte ik dat ik jouw kind verwachtte. Nachten lang heb ik mezelf in slaap gehuild. Tegelijkertijd was ik blij, want ik had nog iets van jou. Via mijn ouders trouwde ik met een rustige man die mij aanbad en die een goede vader was voor onze dochter. Maar de grote Liefde was er niet meer bij.

Vijf jaar geleden, toen mijn man stierf, ging ik voorzichtig navraag doen hoe het jou was vergaan. Jouw vrouw had zogezegd een miskraam gekregen, misschien wel echt, ik weet het niet. Jij hebt nooit meer kinderen gehad, terwijl aan de andere kant van de wereld jouw dochter Tara opgroeide tot een mooie jonge vrouw. Je bent zelfs opa nu van twee prachtige kleinkinderen.

Maar ik weet dat je vrouw verleden jaar gestorven is. Simone … Ik weet ook dat er van die vrolijke knappe man niet veel meer is overgebleven en dat je in de loop der jaren een eerder teleurgestelde, verzuurde man bent geworden. (Je ziet dat mijn inlichtingsdienst nog uitstekend werkt.)

Daarom wil ik je deze boodschap nog meegeven, want alles had anders kunnen zijn. Maar we kunnen niets meer rechtzetten, niets meer overdoen en niets meer goedmaken.
Het is te laat. Maar ik wil je laten weten dat ik, in de herfst van mijn leven, je nu eindelijk kan vergeven en ik wil je bedanken voor het mooiste geschenk dat ik ooit van jou heb gekregen: mijn dochter.

Petey, vaarwel, van Mary, die jij Mieke noemde.

Suzanne keek naar mijnheer Schmidt en wist niet wat te zeggen.
Geen wonder dat hij zo volslagen uit zijn doen was. Suzanne was zelf helemaal de kluts kwijt. “Wil je nog wat melk?”, vroeg ze.
Opnieuw liepen de tranen over zijn wangen. “Ik zal beneden alles oprapen en terug naar hier brengen”, zei ze. Ze was blij dat ze eventjes weg kon. “Wat moet ik daaraan doen?”, dacht ze. “Hoe moet dat nu verder?"

Hoofdstuk 4

Twee dagen later kwam Suzanne terug bij Meneer Schmidt. Ook nu weer stond het aanrecht vol met nog af te wassen borden en kopjes en Meneer Schmidt zat nog een beetje treurig voor zich uit te staren. Wel zag ze terug moed in zijn ogen. Hij keek haar recht in haar ogen en zei: “Hé Suzanne, ik ben blij dat je er bent.” Zij keek hem aan en dacht: “Wat ben ik blij dat Meneer Schmidt mijn naam kent.” Ze werden er allebei helemaal vrolijk van. Ze ruimde de tot dan toe een beetje verwaarloosde woonkamer op, stofte de vele beeldjes af die op het dressoir stonden, stofzuigde elke kamer grondig en ververste het veel te lang gebruikte beddengoed.

Tegen twaalf uur smeerde ze meneer Schmidt enkele boterhammen met pindakaas en jam. De combinatie deed Suzanne huiveren maar meneer Schmidt vertelde tijdens hun kennismakingsgesprek dat dat het eten was dat hem opfleurde in slechte tijden.

Samen aten ze gezellig hun middagmaal. Er werd bijna niets gezegd. Rust. Stilte. De zon die door het raam naar binnen scheen. Aan elkaars gezicht te zien leek het alsof ze allebei opgelucht en blij waren. Ze genoten.

“Zullen we nog een wandeling maken? We lopen gezellig met zijn tweetjes een blokje om. Wat denk je?” “Leuk,” zei meneer Schmidt. Ze hielp meneer Schmidt met het aandoen van zijn jas, trok zelf haar door haar moeder gebreide vest aan en vertrokken. In de gang naar de lift kwamen ze mevrouw Van Den Bulck tegen. Mevrouw Van Den Bulck was een jonge weduwe die tegenover het appartement van Meneer Schmidt woonde. Ze was er drie jaar geleden komen wonen, na de dood van haar man. Het was een beetje een sombere vrouw. Ze had al heel veel meegemaakt. De dood van haar man was maar de laatste druppel. Ze had ook al haar dochter verloren aan borstkanker. Niemand kan het verlies van een kind dragen. Het is een niet-logische levenslijn.

“Hé meneer Schmidt !” riep ze toch opgewekt. “Ben je op stap met je kleindochter? Ik wist niet dat je kinderen had. Ze lijkt sprekend op je ! Dezelfde donkere ogen …”
“Nee hoor,” zei Meneer Schmidt, “Suzanne is een goede vriendin van me!” En hij lachte. Het deed Suzanne enorm veel deugd dat Meneer Schmidt haar een vriendin noemde. Voor hetzelfde geld zei hij “hulp”, “gezinshulp” of “werkster”.

In het park aangekomen zetten ze zich op een bankje. Het bankje was in een niet meer zo goede staat en het kon zeker een likje verf gebruiken. Ze trokken zich daar niets van aan.
De zon straalde. Ze scheen bij meneer Schmidt in de ogen. Hij draaide zich een beetje naar Suzanne toe om te voorkomen dat hij straks tijdens de terugweg constant gekleurde vlekken zou zien omdat de felle, hete, warme zon zijn netvlies verbrandde. Genietend keken ze elkaar in de ogen. Ze zuchtten.

“Weet je,” zei Meneer Schmidt plots, “ik heb vele vrouwen gekend in mijn leven. Als luitenant in het leger was ik best populair bij de meisjes. Ik ben er niet trots op, maar ik profiteerde daar wel eens van. Toch zijn er maar twee vrouwen waar ik ooit echt om gegeven heb. Mieke, of Mary, van de brief die je las en …”

“Simone?” vroeg Suzanne snel …
“Nee”, zei hij, “Simone was niet echt zo’n grote liefde. We hadden het goed samen, maar het was meer een verstandshuwelijk. Zeker nadat ze mij belogen had door mij, om mij voorgoed voor haar te winnen, te vertellen dat ze zwanger was terwijl dit eigenlijk niet zo was. Het vertrouwen was sindsdien weg.”

Hij keek stil, dromerig voor zich uit. “Naar Amerika,” prevelde hij … “het was zo ver.”

Een traan rolde over zijn wang. Zij nam zijn hand vast.
“Miste je Mieke?” vroeg ze. “Ja,” zei hij, “ik dacht dat ik haar nooit meer zou vergeten … tot ik Lily tegen kwam.”
“Lily was niet haar echte naam. Ik noemde haar zo … omdat ze zo mooi was … omdat haar karakter zo fragiel was … omdat haar lach zo kleurrijk was … als de lelies in mijn oma’s tuin.” Suzanne zag zijn ogen blinken. Hij vertelde nog heftiger verder. “Lily was jong. Ze was 25 jaar jonger dan ik. Maar ze was mooi. Ze was lief. We beleefden een zeer korte, maar zeer intens mooie tijd samen. We leerden elkaar kennen via mijn broer Jean-Marc. Jean-Marc was afgestudeerd aan het conservatorium. Hij gaf de lessen muzikale opvoeding op het Sint-Vincentiuscollege.”

“Oh, leuk !” zei ze. “Mijn moeder ging daar ook naar school !” Had je een fijne band met je broer?” vroeg ze geïnteresseerd. “Jean-Marc was een fijne broer, een echte vriend voor me.” “Zalig!” zei ze. “Ik heb geen broer of zus. Het moet ongelooflijk leuk zijn … denk ik,” nuanceerde ze haar reactie.

“Lily volgde privé zangles bij mijn broer thuis. Op een bepaald moment kruisten we elkaar op de trap. We keken elkaar aan en voelden allebei meteen dat er iets was. De vier seconden dat we tegenover elkaar stonden leken een eeuwigheid te duren. Ze waren zalig. Mijn hart bonsde. Ik kreeg het warm en koud tegelijk. Nooit geloofde ik dat het gevoel dat ik ooit bij Mieke had nog zou kunnen of zelfs zou willen voelen. Maar dit was het. Liefde op het eerste gezicht. Je hartslag versnelt, je krijgt klamme handen en de vlinders razen door je lijf. Als dat wederzijds is, dan heb je kans op vuurwerk... Het duurde een week voor ik haar mee uit durfde vragen. Het was tenslotte iemand die véél jonger was dan ik. Kon het eigenlijk wel? Ze had mijn dochter kunnen zijn …“

“Het werd de meest spannende, opwindende date die ik ooit had. We wilden onze waardigheid houden naar elkaar toe, maar het was die avond allemaal zo duidelijk. We hebben zelfs passioneel gevrijd als afscheid.”

“De volgende weken waren een hel. Ze was al enkele keren niet op de les geweest bij mijn broer. Hij vertelde me dat ze ziek was. Lag het aan mij? Lag het aan onze date? Ging het allemaal te snel? Was ik te oud? … allemaal vragen die ik mezelf stelde. En het stomste wat ik op dat moment kon doen … ik probeerde het gebeurde allemaal te minimaliseren. In gedachte maakte ik er een onenightstand van. Nu, vooral na het lezen van de brief van Mieke, besef ik dat dat een enorme fout is geweest. Als ik aan haar denk weet en voel ik nog steeds dat wij, ondanks het leeftijdsverschil voor elkaar gemaakt waren.
Ik heb me in de daaropvolgende twintig jaar nooit nog zo veilig, zo beschermd of zo mezelf gevoeld als bij haar …”

Een traan rolde wederom over zijn wang. Zij nam zijn hand nog steviger vast. Ook Suzanne begon te wenen.

“Zie ons hier nu,” zei hij. “Nog nooit heb ik met iemand hierover kunnen of durven spreken.”

Het gaf haar een warm gevoel.

Hoofdstuk 5

Ze keek net iets te opzichtig naar haar horloge. ‘Moet je nog ergens naar toe?’, vroeg Charlotte . Charlotte was een 85-jarige weduwe waar ze dagelijks langsging met een warme maaltijd. Suzanne schaamde zich een beetje dat ze de laatste tijd weinig aandacht aan haar had besteed. Pieter, want zo mocht ze hem ondertussen noemen, kwam op haar ronde na Charlotte en soms zou ze zelfs willen dat zij geen hulp meer nodig had en zo sneller naar hem kon gaan.

‘Heb je een vriendje waar je mee hebt afgesproken?’, ze grijnsde vol verwachting waardoor de puree tussen haar tanden wansmakelijk zichtbaar werd. Suzanne walgde bij de aanblik, draaide haar hoofd en keek door het vuile venster naar buiten. ‘Volgende keer was ik je ramen, Charlotte, … je ziet bijna de overkant van de straat niet meer.’

Tijdens haar opleiding had ze geleerd om proactief en niet te familiair om te gaan met haar cliënteel en tot nu toe had ze zich daar altijd netjes aan gehouden, maar met Pieter lag het anders. Zelfs tegen haar moeder had ze niet vertelt van de band die ze stilaan voelde met deze lieve oude man. Ze zou het niet begrijpen als ze zijn levensverhaal zou vertellen. Haar moeder waarschuwde altijd voor vlotte , charmante kerels. Suzanne vroeg zich af of ze Pieter zou kunnen weerstaan als hij haar leeftijd zou hebben. Ze had al wel enkele vriendjes gehad, maar Pieter straalde klasse uit, mysterieus en toch zo openhartig.

‘Hey, … heb je geen dessert bij?’, Charlotte bracht haar weer naar de realiteit.
‘Natuurlijk wel, ... tiramisu met speculaas ... dat lust je wel, he!’ Charlotte haar ogen glinsterden bij het zien van haar lievelingsdessert.
‘Ja, ... schrok het maar naar binnen, … goed zo’, Suzanne lachte bij deze onprofessionele gedachte.

Nadat ze Charlotte in haar zetel had geholpen en de afwas had gedaan, liep ze naar haar witte Renault Clio die was geparkeerd voor het huis. Bij het instappen checkte ze nog even de berichten op haar gsm. Tot haar verbazing waren er drie oproepen van een onbekend nummer. Moest ze nu reageren of het gewoon negeren? Suzanne besefte dat de vrouwelijke nieuwsgierigheid het uiteindelijk wel zou halen en besloot dan maar direct de voicemail te raadplegen. Meteen herkende ze de stem van mevr. Van Den Bulck, totaal overstuur.

‘Suzanne, je moet dringend komen, Mr. Schmidt loopt hier naakt door de gang, hij had zijn gsm bij zich en prevelt constant jouw naam. Ik heb je dan maar onmiddellijk gebeld.’ Suzanne wachtte niet tot ze was uitgesproken en drukte op ‘bellen’.

‘Sorry dat ik nu pas reageer mevr. Van Den Bulck, maar ik ben mijn ronde aan het doen. Waar is Mr. Schmidt nu?’ Suzanne voelde dat er iets ernstig was gebeurd en duwde het gaspedaal dieper in.
‘Niet erg liefje en noem me maar Juliette. Ik heb het ondertussen onder controle … Mr. Schmidt zit hier bij mij een kopje groene thee te drinken, helaas met kleren aan.’ De bulderlach die daarop volgde deed Suzanne naar haar gsm kijken. Vreemd , de treurende weduwe bleek plots veranderd te zijn in de lustige weduwe.

De drie kilometer tussen het huis van Charlotte en het flatgebouw van Mr. Schmidt leken wel uren te duren maar uiteindelijk parkeerde ze haar auto in de schaduw van het gebouw.

‘Rustig’ , prevelde ze binnensmonds, ‘het heeft geen zin om je emoties los te laten, ... stay focused!’
De lift bracht haar tot aan de donkerbruine voordeur van mevr. Van Den Bulck. Een vaalgeel papiertje naast de deurbel verwittigde dat deze stuk was en dat je maar hard moest kloppen. Suzanne klopte eerst zachtjes maar nadat ze geen gehoor kreeg namen de zenuwen het van haar over.

‘Mevr. Van den Bulck?, … Juliette?, … het is Suzanne hier!!!!’ Haar stem klonk luider en luider in de lange gang, de stiltes tussen de woorden werd enkel onderbroken door het zoemende geluid van de wandverlichting .

Plots ging achter haar de deur open, ze draaide zich om en zag mevr. Van Den Bulck in de deuropening. ‘Hey Suzanne, wat is er zo dringend? Wordt Pieter zijn eten koud?’ Suzanne kon de humor er niet van inzien en stormde zijn appartement binnen.

‘Pieter , wat is er gebeurd?’, vroeg ze verschrikt.
‘Ach Suzanne, je kent me ondertussen, he. Ik had weer een black out, niets erg hoor’, antwoordde hij.
Natuurlijk kende ze hem, en veel beter dan dat. Ze kon zien dat hij niets kon zeggen zolang Juliette aanwezig was. Die leek echter niet van plan om hen alleen te laten, want zijn woorden waren nog niet koud of ze plofte in de fauteuil.
‘Euhm, mevrouw Van Den Bulck, als je het niet erg vindt, zou ik nu graag mijnheer Schmidt zijn wasbeurt willen geven.’ Ze draaide daarbij haar hoofd van Juliette naar de deur.

Dit zou ze wel begrepen hebben en inderdaad, met een diepe zucht bracht ze haar oude beenderen in beweging.
‘Ok, ik weet wanneer ik niet gewenst ben. De volgende keer als Pieter nog eens naakt rondloopt, zal ik je niet meer lastigvallen‘, met een glimlach die veelzeggend was verliet ze de flat.

Nadat Juliette de deur achter zich dicht had getrokken, hoorde Suzanne de diepe lach van Pieter. ‘Ah Suzanne, zullen we er dan maar direct aan beginnen’, met een sierlijke zwaai bracht hij zijn rechterhand naar de bovenste knoop van zijn hemd. ‘Stop maar Pieter, je weet goed genoeg dat ik Juliette hier anders niet buiten kreeg.’ Suzanne en Pieter moesten lachen bij de gedachte dat zij hem onder de douche zou zetten.

‘Wat is er nu gebeurd, kom op vertel?’, vroeg ze terwijl de waterkoker werd gevuld voor twee instant koffie.
Pieter keek haar aan en plaatste zich in de fauteuil waar Juliette net daarvoor nog in had gezeten.
Hij vertelde hoe hij aan een goede vriend in het gemeentehuis had gevraagd of hij te weten kon komen dat Lilly nog leefde of niet.
‘Sterker nog, ze woont hier in de stad’, waren de laatste woorden voor hij van het zwarte goud dronk.

Hoofdstuk 6
 Veertien dagen nadat Suzanne Pieter had moeten ‘bevrijden’ uit de armen van Juliette was het zover. Hij zou vandaag zijn lang vervlogen liefde terug zien.
Pieter had aan Suzanne gevraagd of ze, als morele steun, met hem wilde meegaan. Suzanne had ingestemd omdat ze wist dat hij door te sterke emoties wel eens vreemde dingen deed en misschien was het maar best dat ze dan in de buurt was.

Normaal ging ze steevast op zaterdag met haar moeder winkelen in het centrum van de stad maar nu moest ze dus een smoes verzinnen, wat ze niet graag deed.
Via de telefoon zou het al iets gemakkelijker gaan en dus wachtte ze op de stem aan de andere kant van de lijn. ‘Hallo liefje, wat leuk je te horen’, begroette haar moeder Suzanne.
‘Ja, moeder, ik kan helaas niet mee vandaag. Een verre vriendin is in de stad en ik kan alleen vandaag met haar afspreken’, loog Suzanne. Ze voelde zich rood aanlopen, wat een geluk dat haar moeder haar nu niet kon zien.

'Ach, dat is niet erg. Ik wou je zelf al laten weten dat ik eens ga kijken naar de nieuwe katjes van Tante Floor’.
Verdorie, moest ze daarvoor liegen tegen haar moeder.
‘Ok mams, ik spring morgen misschien nog wel even binnen’, en bij het inhaken viel er een grote last van haar schouders.

Ze zou eerst met Pieter gaan lunchen, om daarna rustig naar het café om de hoek te gaan waar de ontmoeting zou plaatsvinden. Suzanne vond het zelf bijzonder spannend, eindelijk zou ze de vrouw zien waar Pieter zo met twinkelingen in zijn ogen had over verteld.

Toen Pieter de deur opendeed moest ze even slikken.
Daar stond hij, de zonnegloed scheen als een gloed rond het donkerblauwe maatpak. Zijn zilvergrijze haren strak naar achter met de gel die ze vorige week had meegebracht, de glimlach rond zijn mond lachte zijn witte tanden bloot.

‘Dag Suzanne, je ziet er stralend uit’. Pieter wist hoe hij een vrouw kon charmeren.
‘Hey Pieter, tja, ... ik moet er wel deftig uitzien, he, op deze speciale dag’, antwoordde ze blozend.
Hij nam haar hand en draaide haar rond alsof ze in slow motion aan het dansen waren.
‘Kom’, zei Suzanne, ’ze verwachten ons in De Florentijn’.
‘Nog even‘, suste Pieter, die, terwijl hij haar losliet, naar het donkerbruine bureau in de hoek wandelde. Hij opende de bureaulade, haalde er iets uit, keek naar Suzanne en zei: ’Hier, een cadeautje, ... omdat je mij hebt doen inzien dat men soms wel terug kan gaan in de tijd’.

Suzanne opende de witte verpakking met rode strik, haar ogen schoten vol wanneer ze het prachtige Gucci-uurwerk in het doosje zag liggen. ‘Mijnheer Schmidt, … dat hoefde je toch echt niet te doen!!!!’

‘Ach .,.. is het nu ineens weer Mijnheer Schmidt ?’, vroeg hij glimlachend terwijl hij haar een kus op het voorhoofd gaf.
‘Bedankt Suzanne, ... voor alles ... ‘ Haar ogen kruisten de zijne terwijl tranen beiden het zicht vertroebelden .

De deurbel verstoorde hun innig moment . ‘Tja’, zei Pieter. ‘ Saved by the bell, dat zal onze chauffeur zijn, … kom we gaan’.

De taxi bracht hen naar het restaurant, waar een prachtige tafel met zicht op de haven hen verwelkomde.
Tijdens het eten zag Suzanne dat hij moeite had om zich te concentreren. ‘Ach nee’, dacht ze, ’het zal toch niet waar zijn, ... niet nu!’

Ze probeerde hem subtiel tot rust te laten komen door over haar jeugd te vertellen, hoe ze haar vader nooit had gekend, wat voor een prachtige vrouw haar moeder is en dat ze hoopte ooit zo een band met haar kind te kunnen hebben .
Pieter luisterde aandachtig en tegen dat ze naar buiten gingen en de frisse wind hen tegemoet blies, was hij weer helemaal de oude.

‘Goh Suzanne, … je bent echt geweldig, … ik besef maar al te goed wat je daarnet hebt gedaan’, zei hij terwijl zijn hand de hare beetnam en richting café De Merel stapte.

De donkergrijze deur opende zich met een diepe zucht, Suzanne speurde in het bruine café. ‘Geweldig !’, dacht ze, ‘door de dichte rook zie je amper wie er aan het tafeltje naast de deur zit, laat staan vijf meter verder’. Ze glimlachte bij de gedachte dat het algemeen rookverbod blijkbaar ook haar uitzondering op de regel had.

Pieter keek rond en schudde het hoofd. ‘Neen’ zei hij, ‘ ze is er nog niet’. Een diepe teleurstelling was duidelijk van zijn gezicht te lezen.
Ze besloten halverwege het café te gaan zitten , helaas voor Suzanne zat ze met haar rug naar de deur.

Pieter roerde door zijn koffie alsof hij de tijd zo verder kon draaien, zijn ogen gleden van de deur naar de klok boven de toog en terug.
Suzanne legde haar hand op de zijne : ‘Rustig nou maar, ze komt heus wel’.
Hij glimlachte en keek naar het horloge dat haar hand sierde.
‘Wat leuk, zo kan ik ook zien hoe laat het is’, knipoogde hij.

Plots bleven zijn ogen gefixeerd op de deur en nog voor Suzanne zich kon omdraaien stond hij recht en prevelde : ‘Irene! ...‘
Suzanne keek om en haar ogen knipperden vol ongeloof bij het zien van zijn oude liefde. ‘Moeder, … wat doe jij hier?’