woensdag 11 mei 2011

Verhaal Baarle 1: hoofdstuk 3

Ho, ho, … gaat dat zomaar? Onder normale omstandigheden afstandelijk en nors, nu plotseling zo familiair. Alsof ze hem anders niet zou helpen?
Vrienden mogen hem dan wel Kurt noemen, maar Suzanne kon altijd nog zelf besluiten om zichzelf wel of niet tot die groep te rekenen.

”Meneer Schmidt, dit is pas de tweede keer dat we elkaar ontmoeten en ik voel me nog even beter op mijn gemak als ik u in beleefdheidsvorm aanspreek” merkte Suzanne op, terwijl ze de wond aandachtig bekeek.

Zwaluwstaart hechtpleisters had ze eigenlijk nodig of, beter, even bij de Acute Hulp zien te geraken. Achter op haar fietsje zou dat niet lukken en ze wist niet of meneer Schmidt een auto had. Maar dan nog, ze had nooit een rijbewijs gehaald. Waarom zou ze?

Meneer Schmidt heeft geen auto, een taxi is onnodig duur en een litteken erbij op een oude kop vrolijkt het alleen maar op, merkte hij op.

Suzanne haalde nog meer argumenten aan om de wond toch door deskundigen te laten behandelen.
Ze wist niet waardoor de wond ontstaan was. In ieder geval zou het toch beter zijn als het fatsoenlijk ontsmet zou worden, misschien zou ook een prikje tegen tetanus of een andere nare ziekte wel nodig zijn, waarna het netjes gehecht zou kunnen worden.

Jozef lag inmiddels weer genoeglijk gekruld te niksen en observeerde met wijsgerige blik zijn baas en de nieuwe bezoekster.

Terwijl meneer Schmidt morde dat al die moeite absoluut niet nodig was, keek Suzanne door de schuifdeur over het balkon naar buiten en constateerde dat de resten van de vaas inderdaad pal onder het balkon van nr. 83 lagen.
De gevonden voorwerpen waren dus beslist uit de flat van meneer Schmidt gesmeten en hoe hij daarbij gewond raakte was tot nu nog een mysterie dat beter ook nog opgehelderd zou worden.

Wat Suzanne ook opviel, is dat hier vandaan een prachtig uitzicht is op de oude binnenstad van Amsterdam met haar grachtengordels.
Niet alleen had ze het klokkenspel van de Oude Kerk gehoord, maar omdat richting centrum nauwelijks hoogbouw neergeplant was, kon ze het grootste deel van de toren boven de grachtenhuisjes zien uitrijzen.

Ze dacht terug aan de tijd dat ze in de schaduw van deze religieuze plaats de kost had verdiend maar ook niet veel meer dan de kost - met werk dat door de meeste religieuze overtuigingen verfoeid wordt.

In vergelijking met haar naaste buurtjes had ze veel klandizie. Ze is niet moeders mooiste, maar heeft wel uitstraling. Ze glimlachte bij de gedachte dat haar succes wel moest voortkomen uit de associatie “Rosse buurt, rode haren”. Daar was ze nog niet eerder op gekomen.

Nu wilde ze die periode zo snel mogelijk vergeten en het feit dat ze niet te lang had hoeven wachten voordat ze een eerbaar baantje had, was er mede verantwoordelijk voor dat ze vandaag een “Perfect Day” vond. Mannen helpen leek in haar natuur te liggen bedacht ze een beetje cynisch!

Een opmerking van meneer Schmidt bracht haar terug naar de realiteit van de dag: of er nog iets van kwam dat hij geholpen zou worden. Dat was nu inderdaad Suzanne’s eerste zorg. De prangende vraag wat er precies gebeurd was moest nog even wachten.
Uit zichzelf bleek meneer Schmidt niet zo scheutig om dat te vertellen.

Pas toen ze omdraaide naar de woonkamer, viel haar oog op een zonderling voorwerp onder aan de balustrade op het balkon.

Eerst toch maar meneer Schmidt een beetje opkalefateren.

Als eerste viste ze een paar minuscule glasscherfjes uit de snede. Zou dat van de vaas of fotolijst afkomstig zijn?

In het EHBO-laatje, vond Suzanne ook een flaconnetje “Jodium Tinctuur”, nog zo’n ouderwets bakelieten huisje met daarin een glazen buisje. Hiermee besprenkelde ze kwistig de wond die nog steeds bloedde. Meneer Schmidt gaf geen kik, ofschoon het beslist behoorlijk geprikt moet hebben. Hij is wel een harde, maar wie weet wat hij in z’n leven al heeft doorstaan.

Vaardig knipte ze uit een pleister een zwaluwstaart model, omdat dat tenslotte beter is om een snijwond te sluiten. Zoveel had Suzanne nog onthouden van de EHBO en reanimatie cursus, die ze ooit succesvol had gevolgd.
Het sluiten van de snede lukte vrij aardig en nu het bloeden zo goed als gestelpt was zag het er al een stuk beter uit.

De volgende zorg was waarom meneer Schmidt niet zelfstandig overeind had kunnen komen.

“Meneer Schmidt, toen ik vorige week bij u was, was u best wel mobiel en nu moet ik u overeind helpen” merkte Suzanne op.
Meneer Schmidt’s antwoord was eenvoudigweg dat hij bij z’n val zijn knie gekneusd had en dat was te zien ook. Weer paste Suzanne toe wat ze bij EHBO geleerd had.

De eerste noden waren geledigd, nog even helpen met aankleden.
In haar vorige betrekking hielp ze mannen dààr meestal niet bij. Ook deze gedachte vond ze wel grappig en haar goede humeur begon stilaan terug te keren.
Toch moest het nu maar eens afgelopen zijn met terugdenken aan dat verleden: ze stond nu voor een nieuwe toekomst.

Nu eerst even naar het toilet. Wat een opluchting.

Het lukte meneer Schmidt om op eigen kracht aan te schuiven aan tafel en hij verwelkomde Suzanne’s voorstel om een vers bakje koffie te maken.

Terwijl ze in het keukentje rommelde – al een stuk properder sinds vorige week – zette ze alles nog eens op een rijtje. Hoe meer ze de feiten overwoog, hoe vreemder het voorval zich begon af te tekenen.

Bij een geurend bakje verse koffie vraagt Suzanne op de man af:
“Meneer Schmidt, ik kom hier aan fietsen met de idee om een lekker vers groentensoepje te maken. Hierbeneden op het grasveld vind ik wat spulletjes die onmiskenbaar u toe behoren; u antwoord niet op aanbellen, wat ik overigens inmiddels begrijp; als ik binnen geraak loop ik twee, op z’n zachtst uitgedrukt, ongure wezens tegen het lijf; als ik bij u kom staat de deur open, zwerft de post in het rond en vind ik u zoals ik u vond. Wat is hier aan de hand?”

“M’n lieve kind, allereerst wil ik je uit de grond van m’n hart bedanken dat je me zo goed verzorgd hebt. Ik weet nu dat ik de beste gezinshulp van Amsterdam en omgeving heb gekregen. Maar dit heb ik niet in scene gezet om dat uit vinden.
Ik wilde wat spulletjes verplaatsen en ben toen ergens over gestruikeld. In een mislukte poging om m’n evenwicht te bewaren heb ik ze van me afgegooid en zijn ze over de balustrade gevlogen. Toen ik viel, haalde ik m’n hoofd open aan de balustrade en bij de landing heb ik m’n knie geblesseerd. Niet meer of niet minder”.
Een ding wist Suzanne zeker: er zat geen druppel bloed aan de balustrade en die glasscherfjes? Ze geloofde geen barst van het verhaal. Ze had sterk de indruk dat meneer Schmidt een smoes verzon en iets wilde verbergen.

“Meneer Schmidt, kunt u me ook uitleggen wat dat ding is dat daar onder aan de balustrade ligt?” was haar reactie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten