“de Rooie Molen”, Suzanne kende het wel. Een statige villa die erg in trek is als trouwlocatie. Ze was er getuige geweest bij het huwelijk van haar beste vriendin. Een mooi en goed onderhouden pand.
De marktvrouw zag dat ze met het boek in haar handen bleef staan. “Nou, foorruit dan maar meissie, foor jou sefen-en-een-halfe euro”.
Suzanne moest stiekem lachen om het onvervalste accent van de vrouw en rekende het boek af. Ze kon haar nieuwsgierigheid nauwelijks meer bedwingen en besloot rechtstreeks naar huis te fietsen.
Meneer Schmidt bleef door haar hoofd spoken. De meeste mensen waar ze kwam helpen, waren vriendelijk en vertelden graag over vroeger of over de kinderen en kleinkinderen. Rond meneer Schmidt bleef alles echter een beetje mysterieus. Ze deed toch echt haar best om vriendelijk te zijn en haar werk goed te doen maar het leek wel of meneer Schmidt steeds een soort van afstand wilde bewaren. Bovendien had hij nog steeds niet verteld wat er nou onder aan de balustrade had gelegen. Ze dacht dat het een envelop was geweest maar Dhr. Schmidt had het zo snel weggepakt dat ze het niet zeker wist.
Nou ja, prima, dacht Suzanne, niet iedereen hoefde alles te vertellen. Maar toch… ze wilde wel weten hoe meneer Schmidt nou met een foto in dat boek terecht was gekomen. Best een knappe man trouwens, in zijn jonge jaren.
Thuis sloeg ze het boek open en begon te lezen. Op de eerste bladzijden stond voornamelijk de geschiedenis van het pand beschreven. Wie het gebouwd had en wanneer. Dat interesseerde Suzanne niet zo. Ze zette haar computer aan en tikte “Kurt Schmidt” in op de zoekmachine. Ze kwam op een site waar veel over hem te lezen stond en even voelde ze zich schuldig. Kon ze dit wel maken? Ze kwam daar alleen voor haar werk en nu zat ze in haar vrije tijd te snuffelen in zijn verleden. Toch zette ze door. Hij hoefde immers niet te weten wat ze nu aan het doen was.
Het begon allemaal vrij zakelijk. Meneer Schmidt was een vooraanstaand bioloog geweest met een goede baan hier in Amsterdam. Met een baanbrekend onderzoek had hij nogal wat geld verdiend en “de Rooie Molen” gekocht. Krijg nou wat, dacht Suzanne. De man die nu acht hoog op een flatje woont was eigenaar geweest van “de Rooie Molen”?
Ze las verder op de website: “Dhr. Kurt Schmidt, bioloog in Amsterdam kocht na zijn goed ontvangen onderzoek villa “de Rooie Molen”. Hier woonde hij samen met zijn vrouw Suzanne. Een huwelijk dat kinderloos bleef en eindigde in een scheiding. Na de scheiding is Dhr. Kurt Schmidt uit het pand getrokken en leek met de noorderzon te zijn vertrokken. Jaren later werd bekend dat hij zich wederom in Amsterdam had gevestigd, nu in een eenvoudige flat. “de Rooie Molen”, nog altijd in eigendom van Dhr. Schmidt, heeft al die jaren leeg gestaan. Pas in 2002 verkocht Dhr. Schmidt de villa inclusief de complete inboedel aan de gemeente. Heden ten dagen is de villa voor bezoek te bezichtigen. De antieke inrichting en de grote verzameling kunstwerken zijn een lust voor het oog. De vroegere woonkamer met serre is sinds 2009 bovendien een gewilde trouwlocatie.”
Suzanne, dacht ze? Daar had hij nooit iets van gezegd. En kinderloos? Ze wist toch zeker dat Dhr. Schmidt een zoon had, al was het contact minimaal. Ze had hem nog nooit gezien. Even bekroop haar de gedachte dat een van die twee ongure types die ze op die vreemde dag op de galerij tegen was gekomen zijn zoon zou kunnen zijn.
Zou ze… nee, doe normaal Suzanne, nou ja, waarom niet? Ze kon toch gewoon geïnteresseerd zijn in kunst? En het was pas half in de middag. Ze pakte de fiets en ging richting “de Rooie Molen”. Weer even dat schuldgevoel toen ze het kaartje kocht. Waar was ze mee bezig? Binnendringen in Dhr. Schmidt’s verleden? “Wilt u alstublieft doorlopen mevrouw, er willen meer mensen naar binnen”. Voor ze het wist stond ze in de grote ontvangsthal met indrukwekkend trappenhuis. Links herkende ze de woonkamer. Hier had ze immers gestaan met de bruiloft van haar vriendin. Grappig toeval dacht ze.
Langzaam liep ze door de kamers en nam de inrichting in zich op. Ze probeerde Dhr. Schmidt in deze omgeving voor te stellen. Toen ze de slaapkamer inliep stokte haar adem. Ze keek recht in een geschilderd portret van, ja van wie, ze zou zeggen van zichzelf maar dat was natuurlijk onmogelijk. Stamelend vroeg ze aan een medewerker wie die vrouw op het schilderij was. “Dat is de toenmalige vrouw van Dhr. Schmidt, ze heet Suzanne. Je hebt wel wat van haar weg, ook van die mooie, rode krullen.”
Suzanne mompelde een beleefd bedankje en rende naar buiten. Ze fietste op topsnelheid naar huis en buiten adem liet ze zich op de bank vallen. Suzanne, rode krullen, Dhr. Schmidt, waar was ze in hemelsnaam in terecht gekomen? Ze had de trouwfoto van hem in haar handen gehad, waarom had ze toen niks gezien? Hadden het gebroken glas en de sluier ervoor gezorgd dat de gelijkenis niet opviel?
Ze rilde bij de gedachte dat ze vanavond nog terug moest naar Dhr. Schmidt. Ze had beloofd een extra keer te komen en wat te eten voor hem te maken. Nu had ze daar spijt van. Ze besloot dan maar meteen te gaan, des te eerder was ze er van af.
Met een diepe zucht stapte ze binnen bij Dhr. Schmidt. Ze zag dat hij een brief in zijn handen had.
“Bent u nu nog met de post bezig, dhr. Schmidt?”, vroeg ze zo kalm mogelijk. Op het bureau lag de bewuste foto en nu ze goed keek zag ze inderdaad de krullen van de jonge vrouw. “Nee, meisje, deze brief had ik al. Het is nogal belangrijk” zei hij nors. “Ik had hem eigenlijk met de andere spullen mee naar beneden gegooid maar hij is blijven steken achter de balustrade”. Ze had het dus toch goed gezien.
“Heeft uw zoon weer contact opgenomen?” vroeg ze, denkend aan de twee mannen op de galerij. “Nee” zei hij, “mijn zoon woont in Zwitserland, met hem heb ik alleen telefonisch contact.” “Oh gelukkig”, zei ze. “Ik dacht dat misschien één van de mannen die ik toen op de galerij tegenkwam uw zoon was” zei ze. “Maar dat kan niet als hij in het buitenland woont. Fijn dat zo’n type geen familie van u is.”
“Geen familie, maar wel bijna”, zei Dhr. Schmidt zachtjes. “Een van hen is de man van de dochter van mijn eerste vrouw. Zij heeft me deze vervelende brief geschreven.”
“De dochter van Suzanne?”, vroeg ze hem, terwijl ze naar de foto wees. Boos keek hij haar aan. “Wat weet jij van Suzanne?”
Op dat moment wordt de voordeur met een klap opengegooid en stappen de twee ongure types binnen, samen met een vrouw. Suzanne beseft onmiddellijk dat dit de briefschrijfster moest zijn. Eigenlijk wilde ze opstaan maar omdat de vrouw op dreigende toon begint te praten blijft ze zitten en aait Jozef, die bij haar op schoot is gesprongen, zachtjes over zijn rug.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten