donderdag 5 mei 2011

Verhaal Merksplas/Hoogstraten: hoofdstuk 2

Vele gekke, vooral enge beelden schoten op zeer korte tijd door haar gedachten. Een ontvoering, een ongeval, een hersenbloeding … “Hallo” hoorde ze. Ze schrok. “Hallo meneer Schmidt. Suzanne is hier. Laat je me binnen?” ” Niet Smit, Schmmmidt” siste hij wederom. ”En wie is Suzanne? Waar ken ik je van?” Onthutst antwoordde ze: ”Suzanne, je hulp, ik kom voor je koken!”
“Dit kan niet waar zijn!” dacht ze. Wat is er gebeurd ? Ze schrok. Het zoemende geluid dat aangeeft dat de deur naar de lift geopend kan worden, verstoorde haar gedachten. Ze duwde de zware glazen deur open en rende de gang in. Zenuwachtig wachtte ze op de lift die zich volgens de felle rode cijfers boven de deur op de vierde verdieping bevond. Met zwetende, bevende handen drukte ze op de “acht”. In de hal op de achtste verdieping heerste een ijzige stilte. De deur van meneer Schmidts appartement stond op een kier.

Ze duwde zachtjes de deur open. Angstig keek ze om zich heen. Ze zag niet echt dingen die bevestigden wat ze al een hele tijd dacht. Geen stukken, geen brokken, geen drukte … integendeel zelfs. De gang straalde rust uit. Ook de slaapkamer die open stond, had geen tekenen van een gevecht of vertoonde geen bloedsporen. Wat kon er in godsnaam gebeurd zijn ? Ze stapte de woonkamer binnen. De beide ramen stonden wagenwijd open. De gordijnen die, aan de grauwe, groezelige kleur te zien, in jaren niet gewassen waren, waaiden zeer druk heen en weer. Suzanne liep naar de ramen en sloot ze. Hierdoor werd het plots ijzig stil. Het geluid van de auto’s die door de drukke straat reden, het geroep en getier van de spelende kinderen verdwenen achter het dubbele glas. Zelfs de irritant blaffende hond van de overburen werd zo het zwijgen opgelegd.

Meneer Schmidt zat stil voor zich uit te staren in de rustieke oude fauteuil. Het leek alsof hij dwars door alles heen keek. Hij keek verdwaasd door de grote ramen naar buiten. Suzanne probeerde te observeren wat Meneer Schmidt zo fascineerde maar ze zag enkel daken, schoorstenen, enkele vlaggen van de lokale supermarkt en het voetbalveld van de plaatselijke voetbalvereniging. Niet echt dingen waarvan je zou denken dat ze iemand zo angstig of kwaad konden maken. Plots draaide hij zijn hoofd naar Suzanne en vroeg : “Hé Mieke, wat doe je hier?”. De enge blik in zijn ogen deed haar huiveren. “Ik ben Mieke niet”, zei ze. “Ik was hier vorige week toch !” Nog steeds verdwaasd keek hij haar terug aan. “Ach ja, vorige week … “ zei hij.
Ze wandelde, nog steeds niet gerust, de keuken in. “Zal ik je een kopje koffie zetten ?” probeerde ze de akelige sfeer te doorbreken. “Ja, leuk, koffie …” mompelde hij. Ze zocht de koffie en de koffiefilters in de rommelige kasten. Je kon direct zien dat dit een woning was van een alleenstaande man. Niets stond op de plaats waar het logischerwijs zou staan. De vuile afwas stond er al enkele dagen. Ze waste de kopjes af die ze de vorige keer nog samen vuil maakten. Ze wist niet wat ze er van moest denken. Vorige week was meneer Schmidt nog zo’n lieve, vrolijke, zichzelf respecterende man.

Ze ging voor hem zitten. Ze schonk hem een grote beker koffie in en zette deze op het bijzettafeltje naast de bank. Het viel haar op dat er op het tafeltje een ronde plek was waar geen stof lag. “Hier moet de vaas gestaan hebben”, redeneerde ze snel. “Wie is Mieke?” vroeg ze. Hij antwoordde : “Mieke is mooi…”. Ze dacht aan de foto die ze beneden op het gras had zien liggen. “Was het je vrouw ?” vroeg ze voorzichtig. “Mijn vrouw, ja … Mieke is mooi … mag ik melk … ik wil melk !!”. Ze stond op en liep terug naar de keuken. Plots zag ze in de prullenmand een envelop liggen. De nog steeds gesloten envelop was voorzien van het opvallende logo van de belastingdienst. Ze viste hem tussen het andere vuil uit het mandje. Door het adresvenstertje zag ze geld, veel geld. Ze opende de envelop. “Meneer Schmidt, ik denk dat je een foutje maakte. Je hebt blijkbaar je pensioengeld in de prullenmand gegooid. Wel opletten hé, de volgende keer !”
Ze schonk meneer Schmidt melk in. Ze roerde in zijn beker terwijl haar oog op de viskom viel. Wat ze zag, maakte haar nog banger dan ze al was. “Meneer Schmidt, wat doet de afstandsbediening van je televisie in de viskom ?” vroeg ze. Meneer Schmidt keek op. Hij keek haar weer met die vragende ogen aan en mompelde : “Televisie … Viskom … Mieke is mooi hoor...”

Ze ging weer voor hem zitten. Dit had ze nog nooit meegemaakt. Op school had ze wel geleerd over bijvoorbeeld mensen met dementie, of over mensen met een geestelijke handicap, maar dit was ze in haar driejarige loopbaan nog niet echt tegen gekomen. Wat moest ze doen? En wat was er precies gebeurd ?
Ze nam meneer Schmidts handen vast. Ze voelden ijskoud aan. Ze trilden. Hij hield ze stevig geklemd tussen zijn knieën. Toen merkte Suzanne een grauw, vergeeld papier op. Het zat geklemd tussen zijn lange magere vingers. Geruststellend zei ze : “Zal ik de brief voor je bewaren ?” Hij keek haar aan. De tranen rolden over zijn gebruinde, verrimpelde wangen. Hij knikte. Heel stilletjes liet hij de brief los. Bevend en schuddend weende hij nog harder. “Ik weet het allemaal niet meer !” zei hij onzeker. “Ik weet het allemaal niet meer...” Terwijl hij zijn handen diep in die van Suzanne drukte, smeekte hij : “Laat me asjeblieft niet alleen !” De natte, betraande brief was tussen haar armen op haar schoot gevallen. Terwijl Suzanne meneer Schmidt geruststelde dat alles goed zou komen en dat ze daar samen voor zouden zorgen, las ze de titel van de brief. “Liefste Pieter…”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten