woensdag 4 mei 2011

Verhaal Rijkevorsel: hoofdstuk 2

Na enkele seconden hoorde ze de stem van meneer Schmidt door de deurtelefoon. Ze noemde haar naam en de deur ging open. Suzanne nam de lift naar de achtste verdieping, en zag dat de deur van meneer Schmidt op een kier stond. Voorzichtig duwde ze deze verder open terwijl ze zijn naam riep. Ze schrok.

Meneer Schmidt zat netjes gekleed met een wit overhemd op een stoel. Tegen zijn hoofd hield hij een vochtige keukenhanddoek. Deze was behoorlijk bebloed en ook de kraag van zijn mooie hemd was besmeurd. “Meneer Schmidt”, zei Suzanne, “Wat is er gebeurd? Bent u gevallen? Ik bel de dokter, die wonde moet dringend verzorgd worden.”

“Nee Suzanne, alstublieft, wil je mijn jas en andere spullen halen. Ze liggen beneden op het grasplein voor het flatgebouw”, antwoordde meneer Schmidt.

Suzanne drong erop aan dat ze eerst de dokter zou bellen en dan de spullen zou ophalen. Ze vroeg nog eens wat er gebeurd was. Ze vond de telefoonnummer van de dokter op het lijstje naast het toestel. Ze legde de situatie kort uit en de dokter beloofde om onmiddellijk langs te komen.

Suzanne ondersteunde meneer Schmidt en hielp hem in de comfortabele canapé. Ze nam de lift naar beneden, raapte de jas en de beschadigde foto op en ging terug naar boven.

“Wat is er toch gebeurd?”, vroeg ze nogmaals. Voor meneer Schmidt kon antwoorden ging de bel. Suzanne deed open voor de dokter en wachtte hem op aan de deur van de flat. De dokter schrok toen hij zijn patiënt met een bebloed gezicht zag zitten. Hij vroeg wat er was gebeurd aan Suzanne. “Ik weet het niet”, zei ze, “meneer Schmidt heeft nog niets verteld”. Over de jas en de foto zweeg ze. Instinctief voelde ze aan dat er iets niet klopte. Maar wat?

Dokter Geysberghe had in een mum van tijd de wonde verzorgd, ze kon gelukkig worden dicht gekleefd met steriele strips. Ondertussen had meneer Schmidt verteld dat hij gestruikeld was en met zijn hoofd tegen de rand van de tafel was gevallen. Suzanne deed er het zwijgen toe. Dokter Geysberghe zei tegen haar dat ze de patiënt een glaasje cognac mocht geven om te bekomen van de val. De dokter nam afscheid en beloofde ’s avonds nog eens langs te komen.

Suzanne vroeg aan meneer Schmidt waar zijn overhemden lagen, zodat ze hem eerst kon helpen een ander hemd aan te trekken. Ze hielp hem naar de slaapkamer waar hij de juiste kastdeur aanwees. Terug in zijn canapé, ging Suzanne koffiezetten en in de drankkast naast de canapé van meneer Schmidt vond ze een fles goede cognac. Ze gaf meneer Schmidt alvast een bodempje. In de keuken haalde ze twee tassen koffie.

Toen installeerde ze zich tegenover haar opdrachtgever. Deze zag er ondertussen al iets meer ontspannen uit. Suzanne dacht dat dit het juiste moment was om nog eens te vragen wat er nu echt gebeurd was.

“Dat verhaal van die val, geloof ik niet meneer Schmidt. Hoe verklaar je dat die foto en je jas beneden liggen, en jij hier met een hoofdwonde in je flat zit?”, vroeg ze. Meneer Schmidt zweeg nog enkele seconden, keek Suzanne ernstig aan en begon toen te vertellen.

Hij was die morgen tamelijk vroeg van huis weggegaan. Het was mooi warm lenteweer, dus had hij al vlug zijn te warme winterjas met visgraatmotief uit gedaan. Vandaag was het zijn huwelijksverjaardag. Vijfenvijftig jaar zouden ze nu gehuwd zijn, mocht zijn lieve Mariëtte vier jaar geleden niet gestorven zijn. Hij hield ontzettend veel van haar en miste haar nog elk uur van de dag.

Meneer Schmidt dacht nog dikwijls terug aan die heerlijke dagen in het Hilton hotel in Parijs. Daar was hij enkele dagen op vakantie geweest met zijn lieve vrouw om hun vijftigste huwelijksverjaardag te vieren. Ze hadden immers alleen maar elkaar, daar hun huwelijk kinderloos was gebleven.

Hij vertelde verder dat hij met hun trouwfoto op weg was naar het graf van Mariëtte. Dat leek misschien gek, maar daar had hij een ritueel van gemaakt. Elke verjaardag van hun huwelijk deed hij dat.

Met de foto in zijn hand was hij dus op weg naar het kerkhof. Hij liep over het grasveld om de weg een beetje in te korten. Opeens hoorde hij iemand zijn naam zeggen. Hij had zich omgedraaid en daar stond een jonge man van ongeveer veertig jaar, die meneer Schmidt vaag bekend voorkwam.

En toen ging alles heel vlug, de man haalde uit met een scherp, blinkend voorwerp. Een stekende pijn aan de zijkant van zijn hoofd, deed meneer Schmidt even wankelen. Zijn jas en foto vielen op de grond.

Ondertussen was zijn aanvaller al verdwenen. Er was niemand in de buurt en meneer Schmidt was op eigen kracht terug in zijn flat geraakt, waar enige tijd later Suzanne arriveerde.

Suzanne schrok zo dat ze voorstelde om direct de politie te bellen. Waarop meneer Schmidt met krachtige stem protesteerde, “NEE, Suzanne, NEE, want je weet nog niet alles. Ik leef al zestig jaar met een groot geheim”…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten