donderdag 19 mei 2011

Verhaal Merksplas/Hoogstraten : hoofdstuk 3

Suzanne vroeg zich even af of ze wel verder kon lezen. Was het door deze brief dat mijnheer Schmidt zo van slag was?
Ze wachtte even maar ze was ook wel een tikkeltje nieuwsgierig geworden en ze begon opnieuw te lezen.

“Liefste Pieter,

Omdat ik niet weet hoe het na al die jaren met jouw Engels is gesteld, heb ik een Nederlandstalige vriend gevraagd deze brief voor mij te schrijven.

Dear Petey,

Als je deze brief leest, dan ben ik niet meer op deze wereld. Ik had je nog zo graag eenmaal weergezien, maar reeds lang geleden heb ik voor mezelf uitgemaakt dat het beter was dat dit niet meer gebeurde. Want het was toch te laat en de dingen die gebeurd zijn kunnen nooit meer goed gemaakt worden. Het zou nooit meer worden wat het was geweest.
Voor alles wil ik dat je weet dat jij mijn grote liefde was. Dat er nooit iemand jouw plaats heeft kunnen innemen. Maar nu ik voel dat het einde nabij is, wil ik je toch nog vertellen waarom ik vijfendertig jaar geleden uit je leven verdween. Je had mij verschrikkelijk gekwetst.

Alsof het gisteren was, herinner ik mij die avond toen ik je voor het eerst ontmoette. Direct nadat ik de mess van de officieren binnen kwam, viel jij mij op, die grote, knappe Belgische luitenant, die op de ene of andere wijze werkte op de Amerikaanse basis in Mons, die daar met enkele vrienden geanimeerd stond te schertsen aan de bar. Je was een en al vitaliteit en levenslust.

Al heel gauw trok ik je aandacht, maar wat ik niet begreep was dat je toch nog lang op een afstand bleef. Ik wist van mezelf dat ik best wel mocht gezien worden, ik, de knappe dochter van een Amerikaanse kolonel, achtentwintig jaar, in de zomer van mijn jonge leven. Je keek voortdurend om en ik kon met moeite mijn ogen van je losmaken.

Naarmate de avond vorderde, werden we naar elkaar toegetrokken en raakten we in gesprek. Het leek of we elkaar ons hele leven hadden gekend en voor mij was het liefde op het eerste gezicht. Het werd het mooiste jaar van mijn leven. Ook al vertelde je mij na twee weken dat je getrouwd was. Maar ik leefde in een roes, ik was jong en dacht dat ik alles kon en mocht en dat het leven om mij alleen draaide

Je vrouw verbleef in jullie woning daar in Antwerpen waar zij werkte als lerares. Jij ging tussendoor eens naar huis. Maar meestal kwam je zo vlug mogelijk terug. Omdat je zei dat het tussen jullie niet meer zo goed ging, vond ik het niet zo erg, want als je terug was, was het alle dagen feest voor ons.

We gingen samen op vakantie naar Duitsland, naar Brugge, naar de zee en je liet me zelfs Antwerpen, jouw stad, zien aan de Schelde. Als er grote Amerikaanse groepen kwamen optreden op de basis, dansten we tot de morgenstond. We zagen Ike en Tina Turner in Vorst Nationaal in Brussel. En door de week zat ik ’s avonds met jou op mijn flat met mijn rug tegen jouw knieën, jij met jouw armen om me heen. Zo luisterden we naar muziek of keken we tv. We genoten van elkaar, hartstochtelijk verliefd. Ik dacht dat het altijd zo zou blijven duren .

Toen kwam 1975. Er kwam een einde aan de oorlog in Vietnam en alles veranderde. Mijn vader werd teruggestuurd naar Amerika en ik moest mee. Vermits ik nooit had gewerkt, hing ik af van mijn vader. Ik was er vast van overtuigd dat jij zou kiezen voor mij.

Maar jouw vrouw kwam achter de waarheid en ging naar mijn vader. Ze zei dat ze zwanger was. Mijn vader was woest op mij en verplichtte me om jou op te geven. Maar ik zou alles gedaan hebben om bij jou te blijven. Maar ook jij veranderde. Je wou niet mee naar Amerika. Want daar was je niets, zei je. Daar had je geen toekomst. En je had hier je ouders en familie. En een vrouw. En weldra een kind.

Ik schrok. Jij, een kind? Het ging toch niet goed meer tussen jullie? Zou ik dan maar hier in België blijven? Nee, dat wilde je ook niet, want wie ging voor mij de kost verdienen?

De hemel stortte in voor mij. Ik was blij dat mijn ouders zich over mij ontfermden. En ik vertrok. Ik wou nooit nog iets met jou te maken hebben en heb ook nooit nog iets van me laten horen. Mijn vader heeft er altijd voor gezorgd dat je nooit achter mijn adres kwam, als je daar al zou naar zoeken. Later ontdekte ik dat je ooit had gezocht.

Niet lang daarna, ontdekte ik dat ik jouw kind verwachtte. Nachten lang heb ik mezelf in slaap gehuild. Tegelijkertijd was ik blij, want ik had nog iets van jou. Via mijn ouders trouwde ik met een rustige man die mij aanbad en die een goede vader was voor onze dochter. Maar de grote Liefde was er niet meer bij.

Vijf jaar geleden, toen mijn man stierf, ging ik voorzichtig navraag doen hoe het jou was vergaan. Jouw vrouw had zogezegd een miskraam gekregen, misschien wel echt, ik weet het niet. Jij hebt nooit meer kinderen gehad, terwijl aan de andere kant van de wereld jouw dochter Tara opgroeide tot een mooie jonge vrouw. Je bent zelfs opa nu van twee prachtige kleinkinderen.

Maar ik weet dat je vrouw verleden jaar gestorven is. Simone … Ik weet ook dat er van die vrolijke knappe man niet veel meer is overgebleven en dat je in de loop der jaren een eerder teleurgestelde, verzuurde man bent geworden. (Je ziet dat mijn inlichtingsdienst nog uitstekend werkt.)

Daarom wil ik je deze boodschap nog meegeven, want alles had anders kunnen zijn. Maar we kunnen niets meer rechtzetten, niets meer overdoen en niets meer goedmaken.
Het is te laat. Maar ik wil je laten weten dat ik, in de herfst van mijn leven, je nu eindelijk kan vergeven en ik wil je bedanken voor het mooiste geschenk dat ik ooit van jou heb gekregen: mijn dochter.

Petey, vaarwel, van Mary, die jij Mieke noemde.

Suzanne keek naar mijnheer Schmidt en wist niet wat te zeggen.
Geen wonder dat hij zo volslagen uit zijn doen was. Suzanne was zelf helemaal de kluts kwijt. “Wil je nog wat melk?”, vroeg ze.
Opnieuw liepen de tranen over zijn wangen. “Ik zal beneden alles oprapen en terug naar hier brengen”, zei ze. Ze was blij dat ze eventjes weg kon. “Wat moet ik daaraan doen?”, dacht ze. “Hoe moet dat nu verder?"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten